Algemene informatie

Het Bolwerk 

Toespraak door Jan van Mosselveld,  gehouden op 11 januari 1993, ter gelegenheid van de oprichting van Probusclub Het Bolwerk.

Wie nu hier in Bergen op Zoom over het Bolwerk en zijn natuurlijk verlengde, de Rijtuigweg, wandelt – en ik deed dat om enige inspiratie op te doen voor dit praatje – bespeurt niets meer van de enorme verdedigingswerken, die hier tot diep in de negentiende eeuw gelegen hebben.
Deze brede laan met zijn plantsoenstrook in het midden en zijn vele prachtige boom- en struikpartijen zou met recht en rede een boulevard kunnen en mogen heten. Dat was aanvankelijk ook de naam van deze nieuwe weg, die in de tachtiger jaren van de vorige eeuw over de gesloopte vestingwerken werd aangelegd, nl. resp. Oosterboulevard en Westerboulevard.

Toen ik hier in 1965 kwam werken heette het westelijk stuk officieel nog Westerboulevard maar in de volksmond Rijtuigweg en dat is intussen de officiële straatnaam geworden. In de eerste decennia van deze eeuw vonden taalpuristen het maar niets dat hier een straat op zijn Frans werd aangeduid, terwijl er een goed en zelfs beter Nederlands equivalent voorhanden was.
Het Franse woord boulevard is immers niets anders dan een verbastering van het Nederlandse woord bolwerk. De naam Oosterboulevard is toen gewijzigd in Bolwerk ( Noord en Zuid ).

 Dat het woord boulevard uit het Middelnederlandse bolwerk stamt, vindt men overigens zowel in de Winkler Prins Encyclopedie als in de Franse Larousse vermeld. Het veranderde in Frankrijk echter van betekenis. Boulevard is met name in Parijs de aanduiding geworden van een brede weg, aangelegd op de gesloopte stadswallen, op de oude bolwerken dus. De oudste boulevards in Parijs dateren reeds uit de zeventiende eeuw. Later werd de benaming boulevard ook gegeven aan andere brede wegen zoals wegen langs de kust. Die uiteindelijke boulevards in Parijs werden vooral in de negentiende eeuw een sociaal trefpunt. Er werden vele cafés, schouwburgen en andere vermaakcentra gebouwd. In die schouwburgen werd het luchtige en vrolijke leven op de boulevards getoond in toneelstukken, revues e.d. Dan ontstaan ook woordafleidingen als boulevardtoneel en boulevardpers.

 Het Nederlandse woord bolwerk stamt uit het Nederduits, heet in het Noors bolvirki en in het Engels bulwark. Mogelijk zijn de Noormannen, die immers zowat heel West-Europa onder de voet hebben gelopen, de verspreiders geweest van het begrip en daarmee van het woord bolwerk.
Etymologisch gezien betekent bolwerk oorspronkelijk: werktuig voor het slingeren van stenen. We praten dan over de tijd, dat het buskruit nog niet was uitgevonden en er nog geen kanonnen waren. Als een pars pro toto is men vervolgens de plaats waar dat slingerwerktuig stond, de verschansing dus, bolwerk gaan noemen.
Het reeds genoemde oudnoorse woord bolvirki betekent dan ook uitbouw met horizontale boomstammen in het water. Bolwerk werd daarmee de aanduiding van een uitbouw van de stadsmuur of stadswal voor defensieve doeleinden. Het kreeg al spoedig een polygonale, meestal vijfhoekige plattegrond. Later ging zo’n uitbouw bastion heten. Een bastion was met de stadsommuring of –omwalling verbonden in tegenstelling tot een ravelijn, dat als een eiland in de stads- of vestinggracht lag.

 Nu eerst even naar de situatie in Bergen op Zoom. Deze stad had bij het uitbreken van de Tachtigjarige Oorlog in 1568 nog zijn uit de Middeleeuwen daterende verdedigingsvorm bestaande uit stenen stadsmuren, versterkt met muurtorens en onderbroken door een aantal stadspoorten ( waarvan we er nog een over hebben: de Lieve Vrouwe- of Gevangenpoort ) en om dat alles heen de stadsgracht. Bergen op Zoom liep daarbij wat achter vergeleken met steden als Antwerpen en Breda, die toen al op zijn Italiaans waren omwald.
Genoodzaakt door de uitvinding van het buskruit en daarmee van het steeds krachtiger wordend geschut, was men in die steden al overgegaan op het Italiaanse vestingstelsel, zo genoemd omdat het voornamelijk Italiaanse ingenieurs waren die dit stelsel ontworpen hebben. Daarbij werden de stadsmuren lager en dikker en versterkt met aarden wallen, de torens kregen lage, halfronde vormen ( zogenaamde rondelen ) of werden door bastions, vijfhoekige uitbouwen vervangen.

 De opstand tegen de Spaanse koning, Philips 11, dwong de opstandige Nederlanden om inderhaast voorlopige versterkingen aan te leggen. Dat deed men hier in Bergen op Zoom met de aanleg van een aantal buitenwerken, d.w.z. extra verdedigingswerken buiten de stadsmuren en stadspoorten in de vorm van bolwerken, halve manen en hoornwerken.

 Aldus ontstonden het Steenbergse bolwerk, het Bosbolwerk ( resp. voor de Steenbergse poort en de Bospoort ), het bolwerk Boerenverdriet, het Watermolenbolwerk, het Begijnenbolwerk, waar eerst de Verlorenoostpoort lag enz.
U ziet, men gebruikt dan nog de Oudnederlandse benamingen bolwerk –hoornwerk – rondeel e.d. Dat zou spoedig veranderen.
Met de voortdurende verdere versterking van de vesting Bergen op Zoom zien we deze oude Nederlandse terminologie verdwijnen en vervangen worden door vaktermen van Italiaans/Franse origine zoals: Bastin ( uit het Italiaanse bastione; daarmee hangen weer samen de Provençaalse woorden: Bastide en bastille; denk ook aan het Franse werkwoord bâtir = bouwen ), bastion dus en verder courtine – ravelijn – lunet – contrescarp – contregarde – redoute – tenaille – poterne – glacis – orillon enz.

 De uitbreiding van de vestingwerken van Bergen op Zoom culmineerde tenslotte in het vestingplan van Menno van Coehoorn. Met de uitvoering ervan werd in 1698 begonnen; in 1742 was men er mee klaar ( tenaille Van Dun ) al werden er later nog wat verbeteringen aangebracht. Dat resulteerde in 11 bastions – 8 ravelijnen – 17 lunetten – en verder redoutes en contregardes. Al die onderdelen van de vesting kregen een eigen naam, waarvan wij er nu nog een aantal in de straatnaamgeving en in de namen van gebouwen en terreinen terugvinden, zoals die van de bastions William – Pucelle – Coehoorn – en Belvedère, die van de ravelijnen Op den Zoom – Wassenaar – Dedem – en Stoelemat, die van de lunetten Boerenverdriet en Gelderland ( Gelre ) en het Glacis.

 Bergen op Zoom was Menno van Coehoorns meest befaamde vestingontwerp. De stad werd voortaan onneembaar geacht en kreeg de bijnaam La Pucelle, de Maagd. Maar La Pucelle bleef geen maagd. Bij de penetratie van de Fransen in 1747 werd het een gevallen vrouw.

 Terug nu naar het Bolwerk, de gemankeerde boulevard, met in zijn verlengde de huidige Rijtuigweg.
In dit zogenaamde noorderfront lagen eertijds van west naar oost de bastions Gadelliere ( in de achtertuin van Theo Melman ), Hertel – Ginkel  ( aan de kop van de Steenbergse straat ) – Hoogmogende en Edelmogende. Dat laatste lag tussen de Van Overstratenlaan en het nog bestaande ravelijn Op den Zoom. Ten noorden van die bastions lagen – ook weer van west naar oost – de lunetten Paravicini – Boerenverdriet – Ter Tolen – Steenbergen – Begijnepunt en de Zoom.

Van dat alles rest niets meer.
Bij de wet van 18 april 1874 werden de meeste vestingwerken buiten die in de provincies Noord- en Zuid-Holland en Utrecht opgeheven en concentreerde men zich voortaan op de vesting Holland met de Hollandse Waterlinie.
Aan het voortbestaan van de vesting Bergen op Zoom was reeds eerder een eind gekomen namelijk bij Koninklijk Besluit van 16 januari 1867. De vestingwerken hier werden in fasen geslecht tussen 1868 en 1890, waarbij het noorderfront ( aan weerszijden van de Stulemeijerlaan ) in 1883 aan de beurt kwam. Gespaard werden alleen het ravelijn Op den Zoom en de contregarde Coehoorn, ook wel de lunet voor de grote sluis geheten. Die lunet is het, later enigszins van vorm gewijzigde, eilandje in het Anton van Duinkerkenpark. Behalve die twee vestingonderdelen herinnert slechts een handvol straatnamen aan die vroeger zo belangrijke vestingfunctie van Bergen op Zoom. Daar gaat dan nu een naam bijkomen, die aan dat militaire verleden van de stad ontleend is.

 Wij zijn nu de derde Probusclub in de stad geworden. De oudste heeft nog geen eigen naam al schijnt daar binnenkort verandering in te komen. De tweede Probusclub noemt zich: Het Markiezaat en wedijvert daarmee in naamsbekendheid met de Juniorkamer: Het Markiezaat – de Tafeltennisclub – de Ponyclub – de Assurantieclub – de Rollerclub – de Bridgeclub, die ook allemaal Het Markiezaat heten. Daarbij heeft zich intussen ook nog het Gemeentelijk Woningbedrijf gevoegd, dat sedert 1 januari Woningstichting Het Markiezaat heet.

Onze club noemt zich Het Bolwerk en heeft wat die naam betreft – voor zover ik kon nagaan – nog geen concurrentie. Wel heet het schoolblad van het Mollerlyceum: “De Bolwerker” Die naam is zonder twijfel ontleend aan de ligging van dit schoolgebouw aan het Bolwerk. Onze club heeft daar echter geen wortels; geen van onze leden woont aan het Bolwerk en het initiatief voor de oprichting is daar dan ook niet genomen.

Toen mij ter ore kwam, dat onze club Het Bolwerk zou gaan heten omdat wij allen met onze bol gewerkt hebben, vond ik dat een toch wel erg simpele motivatie voor de keuze van een clubnaam. Uitgaande van het adagium: nomen est omen kunnen we en moeten we toch een wat meer zinvolle betekenis onder de naam van onze club schuiven.
Bolwerk was – zoals we zagen – in zijn oorspronkelijke betekenis een steenslingerwerktuig. Welnu, met stenen gooien doen we niet meer. Bolwerk kreeg vervolgens de betekenis van verschansing, een uitspringend verdedigingswerk – een bastion. Daar kunnen we al iets meer mee doen.
Woordenboeken als de dikke Van Dale en Koenen geven bovendien aan dat Bolwerk figuurlijk de betekenis heeft van al wat ter verdediging of versterking dient; met als voorbeeld: een bolwerk tegen dwinglandij. Nu is de dwang om met hard werken de kost te verdienen voor onze leeftijdscategorie verdwenen. We hebben ons nog wel te verschansen, te verdedigen en te versterken tegen al wat onze verworvenheden belaagt. Bolwerk heet dat.
Figuurlijk betekent dat volgens genoemde dictionaires: het klaarspelen, het in orde brengen, maar ook het uithouden.

 Welnu, Voorzitter – Vrienden – we hebben het klaargespeeld een club op te richten. We hebben er orde in gebracht door ons een bestuur te kiezen – de club te registreren en installeren en we hopen het met elkaar uit te houden.

Dat gaan we dus doen. We zullen het wel bolwerken.

Bergen op Zoom: 11 januari 1993

Jan van Mosselveld.